Verhaal de zwarte engel
1910
Een half uur hebben ze door de weiden en bossen gelopen als Hendrik stilhoudt. Hij buigt zich voorover naar zijn meisje en wijst: ‘Kijk daar heb je de
Steenwijker Toren al.’ Lammegien ziet het nu ook, het is net een lange spriet die ver boven het gras uitsteekt. Hendrik is verder gegaan. ‘Kom we moeten
door.’ ‘Wacht,’ roept Lammegien, ze blijft nog even staan. Trots kijkt ze naar haar vrijer, die met haar wil trouwen. Ze zucht eens diep. De Steenwijkse Hendrik
gaat haar bevrijden uit het boerse dorp Wapserveen, waar ze in 1891 is geboren. Vandaag heeft ze hem aan haar ouders voorgesteld. Morgen gaat ze aan
de slag op de boerderij van Prikken als dienstmeid met kost en inwoning. Daarvoor werkte ze al sinds haar twaalfde als dienstbode in café De Wit, waar ze
ook Hendrik heeft ontmoet. Lammegien trekt een sprintje op haar witte klompen en haalt haar aanstaande weer in. Hand in hand lopen ze zwijgend verder
over een smal heidepaadje in de richting van de Sint Clemenstoren, de blikvanger en trots van Steenwijk.
Steil kijkt Lammegien omhoog als ze langs de toren lopen. Ze slaakt een gil als Hendrik haar plotseling optilt. Ze belandt boven op zijn schouders en heeft
nu een nog beter zicht op de toren. Bim, bam, met een diepe bas groeten de klokken het jonge stel. Wel-kom, wel-kom in de stad. Van schrik sluit
Lammegien haar ogen en stopt ze haar oren dicht, maar de klokken slaan gewoon door: Bim, bam, bom…. Zelfs de grond onder Hendriks voeten lijkt te
beven. Als ze haar ogen weer opendoet, ziet ze dat het Hendrik is die schudt van het lachen. Maar zijn lach smoort in een lange hoestbui. Hij zet haar weer
op de grond en bezorgd klopt ze hem op zijn rug. Ze nemen nog even een kijkje in de toren. Lammegien ziet het lange touw waaraan een potige vrouw trekt.
‘Wat een sterke vrouw is dat,’ zegt ze. ‘Ja. En heel machtig,’ antwoordt Hendrik, ‘want als zij de klokken luidt, blijven alle mensen stilstaan.’ Lammegien lacht,
daar had ze nog niet aan gedacht.
8 februari 1913
Lammegien knijpt hard in de hand van Hendrik. Ze kijkt even naar hem op en ziet dat ook hij tranen in zijn ogen heeft staan. Samen lopen ze via het
middenpad van de kerk naar de uitgang. Lammegien trekt haar mooie trouwjurk een stukje op, hij mag beslist niet vies worden. Als ze buiten komen, luiden
net de klokken. Dat is voor ons, denkt Lammegien. Ze klinken plechtig, maar wel wat gedempt, alsof de sneeuw, die heel Steenwijk onder een witte deken
heeft gelegd, ook over de klokken is gevallen. Samen verlaten ze de kerk. Lammegiens nieuwe leven in de stad gaat beginnen. Het echtpaar Boonstra gaat
aan de Neerwoldstraat in het centrum van Steenwijk wonen. Hendrik tilt haar over de drempel. Een stevige vrouw met een grote boezem staat met haar
armen over elkaar naar hen te kijken. Ze knikt het jonge paar vriendelijk toe. ‘Daar heb je de klokkenluidster,’ fluistert Hendrik in Lammegiens oor, ‘ze is onze
buurvrouw.’
1924
Met alle kracht die Lammegien in zich heeft trekt ze aan het touw. Op haar gezicht heeft ze een verbeten trek en ze denkt terug aan de zeven keer dat ze al
een kind heeft gebaard. De oerkracht die ze toen voelde, komt opnieuw vrij. Aarzelend, maar duidelijk hoort ze de eerste slag van de klokken. Het lijkt alsof
ze juichen en Lammegien voelt weer de blijdschap over de kinderen die ze kreeg. De tweede slag is donker en somber. Nu snijdt het verdriet als een mes
door haar lijf. Vier kinderen heeft ze al naar de begraafplaats moeten brengen. Het is Gods wil, weet ze, Hij heeft ze thuisgehaald. En dan zet ze zich schrap,
want als een vuurpijl wordt ze metershoog omhoog getild, de toren in. Haar lange zwarte jurk fladdert om haar benen, maar ze laat niet los. Het verdriet zal
haar er niet onder krijgen. Beneden staat de buurvrouw goedkeurend te knikken. Als Lammegien nog trillend op haar benen, maar heelhuids weer naast haar
staat, zegt ze: ‘Veur zo’n klein wiefie he-j ’t goed edaon!’ Lammegien is nu ingewerkt als klokkenluidster. Ze mag de buurvrouw vervangen, die te ziek is om
het werk nog zelf te doen.
Begin mei 1925
Lammegien zit aan een wankele tafel in haar keuken. Bij kaarslicht schrijft ze een sollicitatiebrief aan de gemeente. In een mooi schoonschrift, zoals ze dat
vroeger op school heeft geleerd, danst haar rode potlood over het papier: ‘Mijne heren, De klokkenluidster Hendrikje Oosterhof is overleden.’ Ze kijkt even
voor zich uit, kauwt op het topje van het potlood en denkt na over de volgende regels. Met het puntje van haar tong tussen haar tanden, schrijft ze verder:
‘Mijn man is ziek en ongeschikt om te werken. Mag ik dit werk gaan doen om in mijn huishouding te kunnen voorzien?’ Ze sluit de brief af met: Vrouw van
Hendrik Boonstra. Dan likt Lammegien de envelop dicht en loopt naar buiten om de brief te posten. Als ze de deur dichtdoet, hoort ze uit de bedstee haar
man driemaal hoesten. Het maakt dat ze stevig doorloopt naar de brievenbus. Ze is vastberaden, want ze weet dat zij voortaan de kost moet verdienen.
Half mei 1925
‘Ze is tenger en vast nog geen vijftig kilo zwaar,’ zegt het jongste gemeenteraadslid van de gemeente Steenwijk bedenkelijk. Voor hem op tafel ligt de
sollicitatiebrief van Lammegien Boonstra-van de Boer. Het oudste lid, die een baard heeft tot halverwege zijn dikke buik, voegt daar nog aan toe: ‘Moet ze
niet thuis blijven om voor de kinderen te zorgen?’ ‘Dat is juist,’ zegt de burgemeester, maar dan neemt hij het voor Lammegien op. ‘Haar man kan niet
werken, hij lijdt zwaar aan astma. De oudste dochter is bovendien al elf en kan meehelpen thuis.’ Even is het stil. Het geluid van merelgezang klinkt door het
openstaande raam. De burgemeester slaat dan met zijn vlakke hand op het eikenhouten tafelblad. Buiten vliegt de merel luid kwetterend weg. ‘Bovendien
heeft ze al een jaar mevrouw Oosterhof vervangen, ze heeft genoeg ervaring opgedaan.’ Met het laatste argument van de burgemeester is de kogel door de
kerk. Lammegien is nu officieel aangesteld als klokkenluidster. Haar jaarloon wordt vastgesteld op 150 gulden per jaar. Dat is niet genoeg om een gezin van
te onderhouden. Naast het klokkenluiden staat Lammegien ook nog met een handkar vol fruit bij het station. Dat bestelt ze in Meppel, waar ze met de fiets
heengaat.
Trouw gaat Lammegien voortaan elke dag drie keer naar de toren om de klokken te luiden. Ze begint ’s ochtends om zes uur, dan komt ze terug om twaalf
uur ’s middags en ’s avonds om negen uur nog eens voor de laatste keer. De inwoners van Steenwijk raken snel vertrouwd met het beeld van de kleine vrouw
die gehurkt met een verbeten trek op haar gezicht aan het touw trekt. In de donkere en onzekere crisisjaren, die spoedig volgen, blijft ze trouw haar werk
doen. Ze kan de klokken dwingend, maar ook verleidelijk laten klinken: Hoor, hoor! En dan horen de mensen, ze staan stil op straat en kijken eerbiedig in de
richting van de toren. Lammegien voelt zich de sterkste en de machtigste vrouw van heel Steenwijk. Ze weet dat ze de enige vrouwelijke klokkenluider in het
hele land is.
1943
Met haar handen slap langs haar lijf en met haar hoofd gebogen staat Lammegien bij de toren. De klokken zijn weg. Het is doodstil op straat. De oorlog is
uitgebroken en de Duitsers hebben zonder pardon de bronzen klokken uit de toren gehaald. Ze hebben ze gevorderd voor de metaalindustrie in Duitsland.
Zwaar drukken de zorgen op de schouders van Lammegien. Ze heeft na haar aanstelling nog twee kinderen gekregen, waarvan er weer een is gestorven.
Alleen vier sterke meisjes hebben het overleefd. Ook Hendrik is vorig jaar overleden. Ze weet wel dat God het zo beslist heeft, maar het kruis dat ze te
dragen krijgt is zo zwaar. En nu hebben die moffen ook nog haar geliefde klokken meegenomen. Het is niet eerlijk. Al de afgelopen jaren heeft ze trouw de
klokken geluid. Geen enkele keer heeft ze verstek laten gaan. En geen enkele keer zat er een foute slag tussen. Zelfs niet op die dag toen de klepel uit de
klok viel. Vlug is ze toen de trappen opgerend en heeft ze met de klepel in haar hand de klok geluid. Niemand heeft het gemerkt. Lammegien recht weer
haar schouders. Ze is trots op haar werk en God zal voor haar zorgen. Hij zal ook de klokken terugbrengen, daar gelooft ze heilig in.
Juli 1960
‘Het heeft de koningin behaagd, om u te eren met deze Koninklijke onderscheiding,’ zegt loco-burgemeester Koenen plechtig. Lammegien sluit haar ogen.
Vandaag had ze een uitje van de bejaardenbond en bij thuiskomst stonden er opeens veel mensen, een cameraploeg en twee muziekkorpsen voor haar
versierde huis. Lammegien kan haar oren niet geloven. De koningin zelf heeft besloten dat ze deze onderscheiding krijgt. Hoe kan dat nou? Ik heb toch
alleen maar de klokken doen luiden, denkt ze. De loco-burgemeester vertelt dat Lammegien dat al vijfendertig jaar doet. Met haar leeftijd van zeventig jaar is
ze daarmee de oudste klokkenluider in het hele land. Bijzonder vindt hij het, dat ze al die jaren geen enkele keer heeft verzuimd en zelfs niet te laat is
gekomen. Ze nam alleen vrijaf voor het jaarlijkse uitstapje van de vrouwenvereniging. Koenen vervolgt met een opsomming van al het vrijwilligerswerk dat
ze voor de kerk heeft gedaan, zoals rondleidingen, schoonmaak- en kinderwerk. Na elke zin voelt Lammegien dat ze het warmer en warmer krijgt. Haar
gezicht lijkt wel een heet, hard gekookt ei. Dan voelt ze een prikje in haar borst. Ze ziet de grote handen van de loco-burgemeester, die de versierselen op
haar zwarte jurk speldt.
December 1964
De klokken luiden op de koude decemberochtend in 1964 heel somber. Bim, bam, bom, klinkt het tot in de wijde omgeving. Maar het is niet Lammegien die
aan het touw trekt. Stil ligt ze in een kleine, houten kist die uit het uitvaartcentrum wordt gedragen door zes mannen, gekleed in lange, zwarte jassen. Bij de
toren blijft de stoet even stilstaan. Bim, bam, bom, horen de bedroefde Steenwijkers, het leven van Lammegien is om. In de krant staat dat alle stadsgenoten
haar op handen hebben gedragen. Ze waardeerden haar werk en herkenden zich in haar. Steenwijkers zijn ook harde werkers, die er niet van houden om op
de voorgrond te treden. Bijna veertig jaar is Lammegien in dienst geweest als klokkenluidster. Meer dan veertigduizend keer heeft ze aan het touw
gehangen. Ze is maar 73 jaar oud geworden en wordt weer herenigd met Hendrik en de kinderen.
17 September 2005
Burgemeester Apotheker en Lammegiens dochters Jantje en Trijntje trekken aan een doek. Het is een warme nazomerse dag, de zweetdruppeltjes staan op
hun voorhoofd. Groot feest is het, want de stad Steenwijk bestaat 750 jaar. Een luid applaus weerklinkt. Als het doek is weggetrokken, verschijnt
Lammegien, gegoten in brons. Het beeld is gemaakt door de kunstenaar Gosse Dam. Voortaan staat de klokkenluidster op het plein voor de toren, terwijl al
jaren geleden de techniek het luiden van de klokken heeft overgenomen. Met een norse uitdrukking op haar gezicht trekt Lammegien aan het touw. Iedereen
weet dat ze niet nors was, maar getekend door het leven. De burgemeester spreekt mooie woorden en geeft de beide dochters een miniatuur replica van het
beeld. Er zijn daar nog tien van gemaakt. Die Lammegienprijs wordt de komende jaren uitgereikt aan vrijwilligers, de stille werkers, die net als Lammegien
op de achtergrond trouw hun werk doen. Een journalist stapt op Lammegiens dochters af. ‘Hoe zou u uw moeder omschrijven?’ vraagt hij hen. Jantje neemt
het woord: ‘Ze zorgde stilzwijgend voor iedereen, behalve voor zichzelf. Wij zeiden wel eens tegen elkaar, als moeder niet in de hemel komt, komt niemand
erin.’ Ze vertellen ook over haar werk als klokkenluidster; hoe trouw en toegewijd ze was: ‘En altijd had ze een hand in de zak om de sleutel van de toren niet
te verliezen. Die was als goud voor haar.’ Het koor Steenwijks Verdriet zingt dan nog een lied over de Zwarte Engel, zoals Lammegien ook wel werd
genoemd, omdat ze altijd een lange zwarte jurk droeg. De hoge heren, maar ook de honderden aanwezige Steenwijkers, luisteren met een brok in hun keel.
8 maart 2014
Weer klinkt een lied over de Zwarte Engel, maar nu vanuit de kerk bij de Steenwijker Toren. Het is niet verdrietig, maar juist vrolijk en trots. Buiten staat een
donkerblonde vrouw te luisteren naar het lied. Binnen is een groep vrouwen van Theaterkoor Disisit aan het inzingen. De vrouw legt nog even haar hand op
het beeld van Lammegien. Ze voelt de warmte in haar handpalm van de voorjaarszon die de hele dag op het beeld heeft geschenen. Marja van der Tas weet
zich verwant met de klokkenluidster. Net als Lammegien is ze sterk en heeft ze macht, maar op een hele andere manier. Zij is de eerste vrouwelijke
burgemeester van Steenwijkerland. Straks gaat ze de kerk binnen. Het is Internationale Vrouwendag en bijna vijftig jaar geleden dat Lammegien is
overleden. De burgermoeder mag de honderden vrouwen en mannen in de kerk toespreken. Nog even luistert ze naar het koor in de kerk. Ze zingen, klappen
in hun handen en dansen met hun voeten over de stenen vloer. Sterke vrouwen zijn het en ze zingen ook over sterke vrouwen. Lammegien is hun voorbeeld
en niet alleen voor hen, maar voor alle Steenwijkerlandse vrouwen en mannen. ‘Sterke Zwarte Engel, jij luidde de klok. Het ging van bim, bam, bom.’
Dit verhaal heeft meegedaan aan de Volksverhalenwedstrijd van de provincie Overijssel. Opdracht was om je eigen woonplaats een volksverhaal te geven.
Mijn verhaal gaat over Lammegien Boonstra, die klokkenluidster was in Steenwijk. Er was een juryprijs van 20.000 euro en een publieksprijs van 5.000 euro.
Deze werden respectievelijk gewonnen door Martijn Gierveld en Gert-Jan Oplaat. Die laatste werd gewonnen door de schrijver, die de meeste
publieksstemmen kreeg. De prijzen moeten worden bestemd voor een project. Het project dat ik had bedacht was een Lammegien Memorial Show
opgevoerd door het theaterkoor Disisit uit Zuidveen. Mijn verhaal eindigde op de achtste plaats van de 91. Omdat de jury het niveau van de inzendingen
hoog vond, heeft zij meerdere verhalen bij de gemeente aanbevolen door middel van een brief, die ik ook ontving. Ook worden nog een aantal verhalen,
waaronder de mijne, gebundeld in een mooi geïllustreerd boek.