Delen van het stadhuis kregen in 1750 een nieuwe kap. Burgemeester J.J. Cornelissen legde in 1842 de eerste steen voor een grote verbouwing waarvan de ontwerper
onbekend is gebleven, maar waarvan de uitvoering in handen lag van timmerman R.A. de Boer. De beide panden aan de Marktzijde kregen één gepleisterde
neoclassicistische gevel met gepleisterde hoekblokken en een dito middenrisaliet. De ingangspartij heeft gestileerde ionische pilasters op postamenten. Daarboven bevinden
zich een balkon en, op de daklijst, een dakkapel met wijzerplaat. De grote raadzaal aan de Waagstraatzijde werd in 1842 ook nieuw opgetrokken, zij het met behoud van enig
ouder muurwerk. Het stadhuis bood onderdak aan het politiebureau, de brandweer en het in 1838 opgerichte kantongerecht. De stadsherberg bleef tot 1876 bestaan. In 1873
werd de stadsstal aan de achterzijde, langs de Vrouwenstraat, verbouwd en verhoogd en het deel op de hoek met de Waagstraat ingericht als postkantoor.Aan de
Koningstraat kwam in 1898 een uitbreiding voor de postbestellers tot stand, uitgevoerd in neorenaissance vormen, waarschijnlijk naar ontwerp van B. Rouwkema. Nadat in
1921 het nieuwe postkantoor Oosterstraat 80) gereedkwam voorzien van reliëfwerk van Hildo Krop stootte men een deel van de gebouwen, op de hoek van Waagstraat en
Vrouwenstraat, af. In 1919 verhuisde het stadhuis naar de villa Rams Woerthe, waarna het oude complex tot 1992 in gebruik was als kantongerecht. Bij een ingrijpende
modernisering in 1952 kreeg de zijgevel aan de Koningstraat een extra verdieping. Op enkele oude eiken kapspanten en twee deuren met 15de- eeuwse rozetten gevat in
neorenaissance omlijsting na is er inwendig weinig bewaard gebleven. De Heren van de Rechter zitten nu in het oude gebouw gevestigd aan de Markt met hun Grand café.
Men kwam aan de naam natuurlijk door het oude kantongerecht. Maar in 2013 brak er brand uit, en een groot deel ging verloren. Maar gelukkig is alles weer in oude glorie
hersteld.