Het oudste bericht over het graven van de Steenwijker stadsgracht dateert uit 1413, toen de bisschop daar toestemming voor
verleende. Twee berichten uit 1419 melden de uitvoering ervan; het hele werk heeft ongeveer dertig jaar geduurd. Gelijktijdig
daarmee werd ook de stadswal aangelegd. Van 1591-1627 werden acht bolwerken uitgebouwd, waartoe de stadsgracht
verlegd en verbreed werd. In die tijd werd de gracht op peil gehouden door een rosmolen aan de noordwestzijde van de stad.
De ophaalbruggen werden in 1830 vervangen door gemetselde duikers die in 1900 door betonnen werden vervangen. In 1865
werd de gracht aan de noordwestzijde van de stad gedempt. In dit gebied kwam later de Paardenmarkt. In de periode 1953-
2002 was een gedeelte van de Looijersgracht gedempt om als parkeerplaatsje dienst te doen. De oorspronkelijke stadsgracht
had rondom een lengte van ruim 1700 m
Bolwerk (ook: bastion):.
Meesstal een vijfhoekige uitbouw van een stadswal.
Een bastion bestaat uit diverse onderdelen.
Vanaf de binnenkant gezien, eerst de keel waarmee het bastion
in verbinding staat met de vesting.
Bij de keel bevinden zich meestal de oprillen waarmee toegang
wordt verkregen tot de walgang.
Dan het eigenlijke bastion zelf, dat soms op gelijke hoogte het
zogenaamde vol bastion met de courtine ofwel de omringende
vesting hoofdwal ligt.
Als het bastion op gelijke hoogte met het terreplein ligt noemt
men dat een hol bastion.
Het bastion is over het algemeen omringd door de hoofdwal.
De zijkanten die grenzen aan de hoofdwal worden flanken ge-
noemd, vanuit de flanken lopen de facen als een uitstulpende
punt naar de saillant.
Als het vestingwerk werd aangelegd volgens de principes van
het Oud-Nederlands vestingstelsel bevindt zich ten slotte aan
de voet van het bastion ook nog een onderwal.
In de periode tussen 1591 en 1627 werden de vestingwerken van Steenwijk uitgebreid met acht bolwerken.
Ze werden niet alle tegelijk aangelegd noch geslecht; enkele bleven bewaard en zelfs hersteld.
Met de wijzers van de klok mee spreekt men van: Noorderbolwerk, Prinsen Bolwerk, Oosterbolwerk, Eekeringe Bolwerk, Jan
Snoeks Bolwerk of Zuiderbolwerk, Heilige Geest Bolwerk, Zwanennest Bolwerk of Wester Bolwerk en Jufferties Bolwerk.
De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘bolwerk’ is: ‘houten verschansing’ of ‘beschoeiing’, naar het Duits Bohlwerk’
•
Noorderbolwerk
(vroeger Het Hoge Meintje, soms ook De Vetpot genoemd): het oudste (1597) en grootste bolwerk van Steenwijk. Werd in
1898 deels afgegraven voor de aanleg van de Nieuwe Stationsstraat (sinds 1908 H.J. Tromp Meestersstraat) en in 1908
verder afgegraven voor de bouw van de Rijks HBS (thans appartementencomplex De Noordwalhof)
•
Prinsen Bolwerk
Aangelegd in 1627 aan de noordoostzijde van de stad, genoemd naar Emanuel 2
•
Eekringe Bolwerk
In 1627 aangelegd bolwerk aan de zuidoostzijde van de stad, in 2000 volledig gereconstrueerd.
•
Jan Snoeks Bolwerk
(ook: Zuiderbolwerk, Kleirondeel of Rondeel): In 1627 aangelegd aan de zuidzijde van de stad, in 2000 volledig
gereconstrueerd. Het hoogste van de acht bolwerken: 13.20 m boven NAP.
•
Heilige Geest Bolwerk
Aangelegd in 1627 bij de Gasthuispoort aan de zuidwestzijde van de stad, in 1870 afgevlakt.
•
Zwanennest Bolwerk
(ook: Westerbolwerk of Hoge Tin genoemd): In 1627 aangelegd aan de westzijde van de stad. In 1870 volledig afgegraven
voor woningbouw en voor de aanleg van de Kornputsingel. Op het bolwerk stond een molen, de Koorndrager, ernaast een
gebouw met een puntdak, de Hoge Tin.
•
Jufferties Bolwerk
Aangelegd in 1627 aan de noordwestzijde van de stad. Genoemd naar de daar wonende juffrouw Maria de Gyselaer,
weduwe van de in 1645 overleden François van Westerbeek.Het bolwerk werd in 1829 afgegraven en in 1921 ingericht
voor de bouw van de toen nieuwe School B.
Stadswal
•
Hogewal
De zuidzuidwestelijke stadswal, tussen het Jan Snoeks Bolwerk en het Heilige Geest Bolwerk. Het is de hoogste van de
Steenwijker stadswallen, ongeveer 12 m boven NAP.
•
Molenwal
De oostzuidoostelijke stadswal, tussen het Ooster Bolwerk en het Eekeringe Bolwerk. Genoemd naar de molens die op
beide bolwerken stonden.
•
Onnawal
Gedeelte van de stadswal gelegen tussen het Eekeringe- en Zuiderbolwerk.
•
Noordwal
(of: Noorderwal): De noordnoordwestelijke stadswal, tussen het Jufferties- en het Noorderbolwerk. Deze wal werd in 1908
afgegraven voor de bouw van de Rijks HBS. Het pad langs de stadsgracht (voormalige lijnbaan) werd in 1921 bestraat en
kreeg in 1924 de naam Noordersingell
Tot 1829 verkeerde de vesting in nog min of meer oorspronkelijke staat. Toen werden de Wold- en Oosterpoort afgebro-
ken en volgden ook de wallen.
Omstreeks 1840 was de wal aan de noordwestzijde van de stad, vanaf de Woldpoort, al afgegraven.
De wal bij de Onnapoort werd kort na 1855 afgegraven. In 1870 werd het gedeelte tussen de Gasthuispoort en Woldpoort
afgegraven voor woningbouw en aanleg van de Kornputsingel. In 1908 werd de Noordwal afgegraven voor de bouw van
de Rijks H.B.S. en in 1921 werd de wal bij de Oosterpoort afgegraven voor de bouw van het postkantoor.
De zuidelijke stadswal en drie bolwerken vormen een Rijksmonument dat in de periode 1950-1952 werd opgeknapt en
beplant met lindebomen. In 1984 werden er van de 421 bomen veertig omgezaagd en vijftig chirurgisch behandeld.
In de periode1997-1999 werd de zuidelijke stadswal over een lengte van ruim 500 m volledig gereconstrueerd naar de
situatie van kort na 1627.
Stadspoorten.
Kort vóór 1395 werd een nieuwe toegang naar het noorden gemaakt, de Steendijk, later Tukseweg genoemd. In dat kader
werd ook de Woldbrug gebouwd en waarschijnlijk ook de Woldpoort als eerste van vier stadspoorten. De Meyeringepoort
(later: Gasthuispoort) werd voor het eerst vermeld in 1412, de Oosterpoort in 1448 en de Onnapoort zal uit dezelfde
periode dateren. In de Spaanse tijd (1582-1592) werden de hoge middeleeuwse poorten vervangen door minder
kwetsbare waldoorgangen. De Onnapoort verdween, maar werd in 1594 weer opgebouwd. Van genoemde poorten, die
alle in de 19e eeuw afgebroken werden, zijn geen gedetailleerde afbeeldingen bekend, een ets van de Woldpoort
uitgezonderd.
Een in het veld opgeworpen verdedigingswerk van
aarden wallen, meestal in de vorm van een gebastioneer-
de vier-, vijf- of zeshoek, ook veldschans genoemd.
Een aantal schansen vindt men terug op de door Johan
van den Kornput getekende kaart (1581), waaronder de
Capelleschans en de Oosterschans.
De naam Grote Woldschans is van recente datum