Zilversmid
Fa. Bijkamp & Co de laatste zilversmid.
In het pand Markt 2 te Steenwijk was sinds 1835de zilversmids-
winkel van Bijkamp gevestigd.
Op 14 februari van dat jaar liet Meine Bijkamp zich te Zwolle bij
het Waardeborgkantoor inschrijven als goud en zilversmid.
Tot die tijd had hij als knecht gewerkt bij zijn neef Gerard
Archibald Stuart, eveneens zilversmid te Steenwijk.
Bij het overlijden van Meine Bijkamp in 1898, op negenentach-
tigjarige leeftijd, werd het bedrijf voortgezet door zijn zoon Jan
Meine Bijkamp, die echter al in 1903 kinderloos overleed.
Twee zonen van zijn zuster Jentje Bijkamp uit haar huwelijk met
Haije Visser, zetten het bedrijf voort onder de naam Fa. M.
Blijkamp.
Touwslager
In de negentiende eeuw speelde het touw vooral in deze
agrarische omgeving een belangrijke rol, want metaal was
nog niet zo in gebruik.
De boer moest overal touw voor gebruiken: wanneer het
paard voor de wagen moest worden gespannen en o.a. in
het hooiseizoen. En niet te vergeten de handelsman en de
fabrikant bij het verpakken van allerlei producten.
Aan het begin van de twintigste eeuw waren er in Steenwijk
een aantal lijnbanen of touwbanen, die een flinke productie
hadden.
Er was afname genoeg en zoals eens Michiel Adriaansz. de
Ruyter aan het wiel stond te draaien, waren ook de Steenwij-
kers in actie om touw te vervaardigen.
De onderpaden langs de oude stuwwallen waren daarvoor
uitnemend geschikt; o.a. de families Panhuis, Oost, Middel-
wijk, Langman (Zoon Lebbert verhuisde naar Nijkerk in 1893
en bedrijf is nog steeds actief tot heden) Visscher en Van
Mattenvlechter
Lang geleden lagen er om Steenwijk grote gebieden, waarin het water
niet ontbrak en de biezen veelvuldig voorkwamen.
We behoeven in de geschiededenis niet heel ver terug te gaan om de
bewoners te zien uitrukken en deze waterplanten te snijden, die dan
gebruikt werden voor het vlechten van matten.
Zo rond de eeuwwisseling werd dit werk nog veelvuldig uitgeoefend
en zelfs tot omstreeks 1920 trof men in Steenwijk en omgeving nog
mattenvlechters aan, die hiermee hun brood wisten te verdienen.
Vooral in de interdependent als er in het veenbedrijf geen werk was te
vinden, moest er wat verminderd worden, en lange tijd stond dan het
matraam in menige huiskamer.
Het waren niet alleen de mannen die de kunst verstonden een vloer-
mat te vlechten, ook verscheidene vrouwen verdienden er door dit
werk een paar centen bij. Voordat men met het weven een aanvang
kon maken, moest er eerst materiaal zijn. Dit was er in overvloed, en
zoals men dat gewoon was, trok men reeds bij het krieken van de dag
Gashuispoortt
De o
Tabaksindustrie / Siagerenmaker
De Steenwijker tabaksindustrie is jammer genoeg in rook ver-
vlogen.
Omstreeks 1890 sterk ontwikkeld maar rond 1950 was het
bijna voorgoed voorbij. De grootste fabriek werd.
De Tabaksplant voorheen Rijkmans waar vroeger wel honderd
mensen werkten. De fabriek was in de Neerwoldstraat waar
bekende merken werden gemaakt Albert Cuyp en Titus en
pruim tabak Nikeso. Doosje met sigaren in verpakking van de
Witte Raaf.
Stenenzoeker
De veld en keistenen hebben honderden jaren voor de
bewoners een bron van inkomsten gevormd.
Zij werden voornamelijk gebruikt bij de aanleg van we-
gen en bij de oorlogsvoering in vroeger jaren.
Er wordt gesproken over de vrouwen, die bij de be-
storming van Steenwijk met stenen hun mannen te
hulp snelden en de vijand verdreven.
Een aannemelijker verklaring voor de naam Steenwijk
is zeer zeker bron van de rijke steenvoorraad, die men
vroeger in deze gebieden aantrof. Deze stenen heb-
ben met alleen eeuwen geleden, maar tot zelfs bij de
aanvang van de twintigste eeuw een rol gespeeld in
het leven van de bevolking van Noordwest Overijssel,
want zelfs in de jaren rand 1900 kwamen er nog
mannen voor, die van beroep, steenpunter" waren.
Op de hoogste gebieden en vooral op de Steenwijker
Kamp werden grote voorraden veld keistenen aange-
troffen. Vele van deze stenen waren geschikt voor de
Ro bestrating van wegen en men trof er ook aan, die zo groot van omvang waren, dat de hunebedbouwers jaloers hadden
kunnen zijn. In de ijstijd zijn deze stenen naar onze gebieden gespoeld en meestal tegen een heuvelrug trof men de groot-
ste hoeveelheden aan. Een voorbeeld van bestrating met deze keien is nu nog te zien aan de Looijersgracht, al is dat een
heel klein stukje nog, de bewonders hebben meeste keien helaas weg gehaald. Het Terreplein aan de Onnadwarsstraat
wat ondekt is, geeft een goed voorbeeld van hoe keien werden gebruikt.
Het delven van deze stenen heeft aan de arbeidende bevolking van Steenwijk gedurende vele wintermaanden werk ver-
schaft. In verschillende gesprekken met oude stad en streekbewoners wordt hier nog uit eigen verklaring over verteld.
In het laatst van de negentiende eeuw trok men er op uit met de schop en een puntijzer om met het zogenaamde
,,steenpunten” een loon te verdienen. Zo’n puntijzer bestond uit een ijzeren stang van twee tot drie el lengte.
Van boven was deze stang voorzien van een dubbel hand-vat en van onderen was een stalen punt, waarmee men in de
grond boorde, om naar stenen te zoeken. Trof men een behoorlijke stenenlaag aan, dan werd de bovengrond verwijderd
en werden de stenen blootgelegd en uitgegraven.
De zware exemplaren liet men door middel van kruit springen. Jaren geleden beschikte men niet over bakstenen, daarom
werden de kleine veldstenen gebruikt voor het verharden van wegen en de grotere soorten deden dienst als fundering bij
de bouw van huizen. Ook werden die grotere stenen naar Blokzijl vervoerd, waar ze bijzonder goed dienst konden doen
bij de, versterking van de zeeweringen. Er zijn in Steenwijks omgeving nog vele namen, die aan dit steenzoeken herinne-
ren. Bijvoorbeeld de Steenakkers, de Steenwal (aan het Dolderkanaal) en de weg naar Tuk wordt ook nog wel Steendijk
genoemd. Het zijn allemaal namen, die wijzen op de, steenrijkdom van dit gebied.
Met zekerheid is het echter niet te zeggen. Ook het stadsarchief kan hieromtrent geen uitkomst geven, want dit dateert
namelijk van omstreeks 1560. De namen zullen dus voor die tijd al gekozen moeten zijn.
Bij een grote brand in 1523 zijn alle schriftelijke bescheiden vernietigd.
Het steenpunten heeft men lange tijd uitgeoefend. Omstreeks het laatst van de negentiende eeuw woonde er aan de
Woldpoort in Steenwijk een zekere Hetebrij, die nog handelde in veldkeien. De handelaar kocht grote massa's stenen op,
die op de steenwal aan de Dolder een plaats vonden. Hier werden de stenen fijn geklopt en later verscheept naar elders
voor wegenaanleg.
Het stenen zoeken of beter gezegd stenen punten is lange tijd een bron van inkomen geweest voor de bevolking men
kreeg als beloning tien cent per mand vol en zelfs tot de aanvang van de twintigste eeuw waren er mensen die met deze
stenenhandel vooral in de winterperiode hun brood verdienden.
Turfstekers
Dit werd in de weide omgeving van Steenwijk gedaan.
De oorspronkelijke betekenis is: moeras; de meertjes daarin
heten vennen. Ook de grondsoort noemt men veen.
Bij de ontginning heeft veen de betekenis van veenland;
bij de turfwinning die van turfland. Het grootste deel van
Noordwest-Overijssel bestond uit veenland; tientallen na-
men met 'veen' herinneren daaraan. De eerste ontginningen
vonden al in de 12e en 13e eeuw plaats, vermoedelijk door
bewoners van westelijker gebieden die door een reeks van
stormvloeden tussen 1164 en 1287 een ander heenkomen
moesten zoeken. De turfwinning kwam in de 15e eeuw pas
goed op gang. Aanvankelijk werd alleen het hoger gelegen
veen (boven het grondwater) afgegraven. Toen dit uitgeput
raakte ging men over op de zogenoemde natte vervening;
de turf werd uit het water opgebaggerd, vermengd en
verspreid, aangestampt, gestoken en gedroogd. Hierdoor
ontstonden in het landschap trekgaten, gescheiden door
zetwallen waarop de turf te drogen gezet werd.
Deze vervening ging nog eeuwen door, niet alleen bezuiden
en bewesten Steenwijk, maar in de 17e eeuw ook langs de
gehele bovenloop van de Steenwijker Aa. Was de vervening
vanouds handwerk, in de 20e eeuw werd er bij de natte
vervening ook gebruik gemaakt van machines.
Van de totale oppervlakte van het voormalige waterschap
Vollenhove (30.352 ha) was in het jaar 1826 al 11.262 ha
verveend en 5.152 ha nog onverveend
Gashuispoortt
De o
Gashuispoortt
De o
Gashuispoortt
De o
Gashuispoortt
De o
Piet Heinstraat
Piet Hein, eigelijk Pieter Pieterz. (1577 - 1629) trad in
1623 als vice-admiraal in dienst van de West-Indische
Compagnie na een loopbaan bij de koopvaardij. Hij werd
bekend door de verovering van de Spaanse zilvervloot in
de baai van Matanzas(1628) en stond bekend als de
‘zeeschrik van Delfshaven’, zijn geboorte-plaats. Een jaar
later sneuvelde hij als luitenant-admiraal van Holland en
bevelhebber van de zeemacht in een gevecht tegen
Duinkerker kapers. Heyn was de grondlegger van de
17de eeuwse Staatse vloot.
er op uit, meestal naar de trekgaten in Wapserveen, en plukte daar russen.
Lang geleden lagen er om Steenwijk grote gebieden, waarin het water niet ontbrak en de biezen veelvuldig voorkwamen.
We behoeven in de geschiedenis niet heel ver terug te gaan om de bewoners te zien uitrukken en deze waterplanten te snijden,
die dan gebruikt werden voor het vlechten van matten.
Zo rond de eeuwwisseling werd dit werk nog veelvuldig uitgeoefend en zelfs tot omstreeks 1920 trof men in Steenwijk en om-
geving nog mattenvlechters aan, die hiermee hun brood wisten te verdienen. Vooral in de interdependent als er in het veenbe-
drijf geen werk was te vinden, moest er wat verminderd worden, en lange tijd stond dan het matraam in menige huiskamer.
Het waren niet alleen de mannen die de kunst verstonden een vloer-mat te vlechten, ook verscheidene vrouwen verdienden er
door dit werk een paar centen bij. Voordat men met het weven een aanvang kon maken, moest er eerst materiaal zijn.
Dit was er in overvloed, en zoals men dat gewoon was, trok men reeds bij het krieken van de dag er op uit, meestal naar de
trekgaten in Wapserveen, en plukte daar russen.
18. Hendrik Prins II
19. Nicolaas Alexander Stuart zilversmid, geboren
op18-10-1801 te Steenwijk, overleden op 20-09-
1832 te Steenwijk op 30-jarige leeftijd.
20. Meinardus Bijkamp ,Meine Meinen. Geboren 16-
10-1808 overleden 1898.
22. Jan Meine Bijkamp Geboren 21-3-1846 overleden
18-08-1903
23. Albert Stuart II zilversmid, geboren op 09-03-
1830 te Steenwijk, overleden op 14-09-1880 te
Assen op 50-jarige leeftijd.
24. Johannes Steltman
25. A. Beertje Rijkmans, weduwe Johannes Steltman
26. Hendrik Meinardus van Sleen
27. Jan Meine Bijkamp Geboren 21 maart 1846 over-
leden 18 augustus 1903.
27. Andries Rienks Steltman Geboren 1830 overele-
den 1866.
28. Lubbertus Steltman Geboren te Steenwijk in
1844 en overleden 11 juli 1910.
29. Harmen Steltman Geboren 20 november 1851
overleden 7 mei 1912.
Steenwijker zilversmeden
1.
Luetgen Goltsmitz Overleden voor 1560
2.
Christiaan Doore (of Doorn)
3.
Johan Arends
4.
Harmen Jansz
5.
Taeckele Mensch
6.
Gerbrant Boncke
7.
Jannes Hoogland
8.
Laurens Otterbos
9.
9. Nicolaas Adolph Benthem
10.
Gerben Piers Vogelzang
11.
Jacobus Verschuyl
12.
A.L. Reiners
13.
Johan Christiaan Frederik Proger
14.
Hendrik Prins I
15.
Albert Stuart I Zilversmid 10-11-1765-1842
16.
Dirk Dikkerboom
17.
Gerard Archibald Stuart gedoopt op 29-04-
1716, overleden op 20-12-1785 op 69-jarige
leeftijd gehuwd voor de kerk op 40-jarige leeftijd
op 04-07-1756 te Steenwijk met Aaltjen
BLOEMEN, 26 jaar oud, geboren op 12-01-1730,
overleden op 30-01-1777
In 1909 trad Meinard uit de firma. Jan Hendrik Willem Visser ( 1880 - 1950 ) heeft daarna kans gezien het, overigens al
voor die tijd, goed renderende bedrijf uit te bouwen.
In 1920 ging Visser voor wat betreft de aan de Weemstraat gevestigde fabriek/ werkplaats, opnieuw een vennootschap
aan: deze keer met zijn zwager Hendrik Roelof Bijkamp.
Het bedrijf kreeg daarbij de naam Fa. Bijkamp & Co.
De winkel aan de Markt werd in 1957 gesloten. De fabriek aan de Weemstraat bleef echter produceren tot in 1974.
Talloze voorwerpen zoals mandjes, asbakjes, briefopeners, suikertangen, beursen tasbeugels alsmede een onwaar-
schijnlijk grote hoeveelheid schepwerk zoals theelepels en taartvorken hebben de werkplaats verlaten.
Dalen oefenden dit beroep uit. Door de mechanisatie kwam er steeds meer metaal in omloop en werd ook het paard ver-
drongen, zodat de touwwever slechts weinig paarde strengen en leidsels meer behoefde te vervaardigen.
Toch is een van deze deze lijnbanen nog steeds intact gebleven. In de tijd, dat het nog rustig en stil was aan de Looijers-
gracht. Men nog geen motoren kende en de geleerden zich de hoofden nog niet pijnigden met het makers van atoombom-
men, werd daar een lijnbaan in gebruik gesteld. De dames waren nog steeds gekleed in wijde hoepelrokken en droomden
nog niet van nylons. In dit oude bedrijf werd weliswaar gewerkt onder de meest erbarmelijke omstandigheden, maar des-
ondanks bloeide het ambacht van touwslaan, een handwerk, dat tot op de huidige dag in ere bleef.
Hier aan de Looijersgracht aan de voet van de lindereuzen, die het brede water omzomen, ligt nog de lijnbaan van de fami-
lie Van Dalen, een bedrijf dat al door vijf generaties is gevoerd.
De familie Van Dalen heeft dan ook zeer oude rechten in de gemeente Steenwijk. Op een dag in het jaar 1836 hield de
vroedschap der stad zich ernstig bezig met de aanvraag van Hendrik van Dalen, burger van d' Olde Veste, die aan de
Hogewal een touwslagerij wilde beginnen. Hij vroeg daarvoor grond in erfpacht en dit werd verleend met recht van opstal.
Voorlopig konden de Van Dalens vooruit, eerst in het jaar 2036 zal de pacht verlengd moeten worden. Wij vragen ons nu al
af. Wie zal dan eigenaar zijn van specifieke oude lijnbaanbedrijf?" Wellicht ook wel een Van Dalen, zoals in de afgelopen
jaren. De erfpacht rustte aanvankelijk op het stuk grond langs de stadsgracht aan de Hogewal, achter de tegenwoordige
R.K. pastorie, dus op het gedeelte van de wal tussen de Molen en de Scholestraat.
Het was echter noodzakelijk dat de lijnbaan werd verlegd en daarom ging de erfpacht over op het perceel aan de Looijers-
gracht op de zelfde waar het bedrijf nu gevestigd is. Deze verhuizing geschiedde al in het jaar 1868.
Het oude touwslagerswiel was toen belangrijk onderdeel van de installatie en het is ook nu nog steeds in gebruik.
De touwslager kan hiermee, zo dan wordt gezegd, slaan, spinnen en twijnen. Het slaan van touw is het in elkaar draaien
van enige aparte draden tot een dik touw.
Zo worden dan de leidsels en strengen voor de boeren gemaakt.
Ook kon men uit een grote pluk hennep of vlas touw spinnen en dit deed de heer Van Dalen nog in het jaar 1936, toen het
honderdjarig bestaan van dit bedrijf werd gevierd. In de beginperiode werd het garen, waarvan het touw werd gemaakt,
ook in Steen-wijk spongen. Later werd van de grote fabrieken het eendraadsgaren betrokken. Enkele van deze draden
worden dan in elkaar getwijnd tot een sterk touw. Het twijnen van touw gebeurt nog net eender als meer dan een eeuw
geleden.
Er is dus aan de stadswallen in Steenwijk een zeer oud bedrijf op gang gebleven en er is zo te zien weinig aan de methode
veranderd. Het grote wiel moest met de hand worden gedraaid; dit is met de komst van de elektriciteit gewijzigd en de
motor nam het werk over. In Steenwijk zijn in de loop der jaren al deze touwbanen verdwenen, de laatste was van de
familie Van Dalen tot 1966 heeft deze het bedrijf gehad aan de Looijersgracht en is toen verhuist naar het industrieterrein,
om daar in 1985 geheel met de productie te stoppen.
De onderdelen van de touwslagerij stonden bij de gemeente opgeslagen zoals het grote wiel en andere zaken maar helaas
zijn daar ook al onderdelen weg, De schrijver hier van weet wel waar het is..
Eigenlijk zou de gehele lijnbaan in ere moeten worden hersteld, en niet zoals men nu vanplan is een klein stukje en op een
plek waar nooit een lijnbaan was.. Een oorspronkelijke plek is nog helemaal in takt, bij de Gasthuispoort walzijde waarom
daar niet.
Scharenslijper
De scharenslijpers naaimachine maker was vroeger een beken-
de verschijning, zo was dat in Steenwijk vroeger Hendrik Spij-
kerman die was getrouwd met Aaltjes Hendriks bij de oud
Steenwijker wel bekend.
Vroeger deed Harm Spijkerman ook aan lompen ophalen en
was stoelenmatter hij stond aan de Sluisweg waar vroeger
kamp was.