Paasweide
Voormalig weidegebied grenzend aan de westelijke
stadsgracht, sinds 1898 het zuidoostelijke deel van het
Park Rams Woerthe. Het was een speciaal daartoe
aangewezen weiland waar vroeger op 2e paasdag, na
kerktijd, met eieren gespeeld werd, zowel door kinderen
als volwassenen. Na 1898 werd hiervoor een ander
gebied aangewezen, vijf minuten lopen ten zuidoosten
ervan, bij het tegenwoordige gemeentehuis van
Steenwijkerland. Het traditionele spel met de eieren
hield stand tot in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Kleine of Onze Lieve Vrouwekerk
Het kerk werd gebouwd in opdracht van het stadsbestuur in verband met de Mariaverering in de Katholieke eredienst.
Naast de Grote of St. Clemenskerk, gesticht door de kerkelijke autoriteiten, was er behoefte aan een aparte !!Maria Capelle",
die later algemeen Onze Lieve Vrouwekerk of kortweg Vrouwenkerk genoemd werd.
De Vrouwenstraat, voor de kerk, herinnert nog aan deze naam.
Tegenwoordig wordt meestal de naam Kleine Kerk gebruikt.
Wanneer de kerk gebouwd is, is niet bekend. Men vermoedt, dat reeds voor 1450 een kerkgebouw aanwezig was.
De Kleine Kerk is een driebeukige kerk.
De zijbeuken zijn recht en het vrij lange koor is door vijf
zijden van een regelmatige achthoek afgesloten. In de
bouwkunst spreekt men wel van een "pseudobasiliek".
Het middenschip is nl. hoger op getrokken dan de zijbeu-
ken. Het kenmerk van een basiliek. Maar de vensters die bij
een basiliek boven in het middenschip aanwezig zijn
ontbreken. Wel zijn aan de binnenzijde venstervormigenis-
sen aangebracht.
De kerk is gebouwd van rood-bruine bakstenen, met een
formaat van 25 x 11,5 x 4,5 cm. Tufsteen is niet aanwezig,
wat er op duidt, dat de kerk niet tot de aller oudste kerken
behoort.
Oorspronkelijk stond de kerk op een vrij open ruimte en
was er tegen de westgevel een behoorlijke toren gebouwd.
Deze is later afgebroken en de gevel werd daarna gewijzigd.
Er werd een nieuwe hoofdingang gemaakt met een tweetal
deuren in neogotische vorm.
Boven de ingang is het stadswapen ingemetseld.
In 1523 werd het grootste deel van de stad Steenwijk
door de Gelderse troepen verwoest en in brand gesto-
ken. Hierbij werd ook het gehele stadsarchief vernield.
In het huidige archief is dan ook niets meer aanwezig
over de bouw van de kerk. Wel is bekend dat de kerk in
1477 door brand is verwoest.
In de voorgevel bevindt zich namelijk een gedenksteen,
waarop in het Latijn staat vermeld: "Wie zeven en
zeventig bij M (1000) met viermaal C (100) telt, weet
wanneer deze kerk is verbrand en weer hersteld.”
De aanwezigheid van het stadswapen boven de ingang
duidt nog op de invloed van het stadsbestuur.
Nu was dat in het verleden niets ongewoons.
Ook bij de Grote Kerk vervulde de Magistraat een belang-
rijke rol.
Door het stadsbestuur werden kerkvoogden aangesteld,
die de boeken van de kerk moesten controleren.
Verschillende kerkelijke funktionarissen konden alleen
met instemming van het stadsbestuur worden benoemd
en pas in 1810 hield het toezicht van de burgerlijke over-
heid op de kerk op.
Hierboven bevindt zich thans een groot raam, onderverdeeld door een vrij rijke Gotische tracering, die duidelijk anders is dan
die van de overige ramen van de kerk. De andere, oorspronkelijke vensters kenmerken zich door een veel eenvoudiger trace-
ring. In de loop der jaren werd de kerk meer en meer ingebouwd en aan het begin van deze eeuw was ze totaal ingesloten
door kleine woningen.
Bij de restauratie gedurende de periode 1951-1959, werden vrijwel alle woningen aangekocht en afgebroken. Eén ervan werd
aangepast om dienst te doen als Consistoriekamer.
De toren
Uit verschillende historische kaarten is op te maken, dat tegen de voorgevel een toren heeft gestaan. Op een kaart van Jacob
van Deventer, daterend uit het midden van de 16e eeuw, wordt de kerk afgebeeld met een toren. Ook Blaeu geeft op zijn
bekende plattegrond van de stad Steenwijk de kerk met een toren aan. Om onbekende redenen is de toren dus verdwenen
en verscheen op de top van de kerk een veel kleiner klokke torentje.
De voorgevel werd daarna geheel gewijzigd en in 1656 werd in deze gevel een gebrandschilderd raam aangebracht waarin het
Steenwijker wapen, het anker, voorkwam.
De huidige kleine klokkentoren heeft een stenen onderbouw, rustende op de voorgevel. De houten stijlen en regels zijn aan
de bovenzijde afgedekt met een met leien beklede spits. Bovenop staat een bal met een haan als windwijzer.
In de toren bevindt zich thans een tweetal klokken. De derde klok is beschadigd en elders.
Kerkklokken
In 1501 wordt voor het eerst gesproken over klokken in de toren. In dat jaar werden nl. door de bekende klokkengieter Geert
van Wou uit Kampen een drietal klokjes gegoten voor de "Maria Capelle". Een van deze klokjes hangt thans nog in de toren en
is de oudste klok die in de stad aanwezig is. De twee andere zijn later opnieuw gegoten.
Op 11 maart 1647 nam Mr. Franciscus Simoni op zich om een van de klokken uit de "kleine toren", die gebarsten was, op-
nieuw te gieten. Op 21 december 1695 werd ook de derde klok opnieuw gegoten.
De oudste klok uit 1501, draagt als opschrift: DEMONES FUGITE (= duivelen vlucht). Zij heeft een doorsnee van 81 cm en
weegt 333 kg. De tweede, in 1647 gegoten klok, draagt echter hét jaartal 1638. Hoe dat mogelijk is blijft een vraagteken.
Deze klok heeft een doorsnee van 51 cm en een gewicht van 87 kg. Op de klok staat: SOLI DEO GLORIA ANNO DOMINI MFS
1638. Onder deze tekst staat het Steenwijker wapen: St. Clemens met het anker. De derde klok weegt 121 kg en is in
doorsnee 59 cm. Er staat het jaartal 1695 op vermeld en de woorden: SEETNWICK HFS GEFT GODT DE HEER ALLEN DE EER
1695 De rand is versierd met jachttaferelen en ook op deze klok staat weer het Steenwijker wapen.
In de Tweede Wereldoorlog zijn deze klokken uit de toren gehaald en naar Duitsland getransporteerd. Na de oorlog konden
ze echter worden opgespoord en kregen ze hun oorspronkelijke plaats terug.
Een driebeukige Kerk
De driebeukige ruimte vertoont door het gebruik van de rode baksteen een warme aanblik. De beuken zijn gescheiden door
ronde. van rode baksteen gemetselde kolommen. Het basement van de kolommen is afgedekt met een geprofileerd stuk
zandsteen en ook de zuil is aan de bovenzijde afgesloten door een eenvoudig ringvormig zandsteen kapiteel.
De beide zijbeuken zijn, evenals het middenschip en het koor, overdekt met op ribben dragende kruisgewelven. De ribben
van de gewelven over de zijbeuken rusten op zandstenen draagstenen, welke versierd zijn met gebeeldhouwde koppen.
Ook in het koor zijn deze met koppen versierde draagsten aanwezig. De middenbeuk is hoger opgetrokken dan de zijbeuken
en heeft oorspronkelijk een houten tongewelf gehad, dat later vervangen is door het huidige stenen gewelf. De hele kerk is
thans afgedekt met een sterke oud-Hollandse eikehouten kap,die van dakpannen is voorzien.
Het muurwerk in het middenschip boven de scheibogen, dat zijn de bogen tussen de kolommen, is versierd met Gotische
venstervormige nissen, verdeeld door traceringen. De zijbeuken worden verlicht door later gedeeltelijk dichtgemetselde
vensters. In de ramen zijn eenvoudige bakstenen traceringen aangebracht. In de muurvoet heeft men zogenaamde spaar-
nissen aangebracht. Daardoor had men minder stenen nodig en was het bouwen goedkoper.
Het koor had aanvankelijk grotere ramen. Deze zijn later vervangen door de huidige. Het schijnt dat tussen de aanwezige
steenijzers, velden van gebrandschilderd glas in lood hebben gehangen. Ook hierin zou het Steenwijker wapen zijn afgebeeld.
Helaas is hier niets van bewaard gebleven.
Het interieur
Wie de kerk binnentreedt, laat meteen het oog vallen op het grote gemetselde middenschip. Het koor en de zijwanden zijn
echter van een gepleisterde witkalklaag voorzien. Of hierin in het verleden ook nog wandschilderingen zij geweest, is niet
bekend. Bij de verschillende restauratie werkzaamheden is hiervan niets aangetroffen.
De vloer in de kerk is thans afgewerkt met donkere plavuizen. Ongetwijfeld hebben er vroeger vele grafzerken gelegen, want
ook in de Kleine Kerk werden de Steenwijkers begraven en hun graf werd met fraaie en minder fraaie grafzerken afgedekt.
In 1655 werd een geheel nieuwe vloer aangebracht. Door het vele graven was de vloer zo oneffen geworden dat het meubi-
lair niet goed meer kon worden neergezet. Na de Hervorming heeft men het koor afgesloten met een eiken koorhek.
Dit hek was aan de onderzijde voorzien van panelen en aan de bovenzijde versierd met gedraaide balusters. Hiertegen heeft
men later een wand van stucwerk aangebracht, zodat het koor volledig werd afgesloten. De kerk was daardoor veel kleiner
dan thans het geval is. Tegen het koorhek stond de preekstoel. In 1654 werd deze,ook nu nog aanwezige preekstoel gemaakt
door Mr. Geert Jansen ten Polle. De kuip rust op een gedraaide eiken kolom en is via een wenteltrap bereikbaar.
De bovenzijde wordt afgedekt door een eenvoudig klankbord. Tijdens de restauratie werkzaamheden in de periode 1951-
1959 werd de preekstoel verplaatst en aangebracht tegen de kolom op de scheiding van koor en middenschip. Het huidige
orgel dateert van 1880 en werd gebouwd door Petrus van Oechelen uit Haren. Reeds in 1656 werd gesproken over een nieuw
orgel. Toen kreeg Antonie Abbing Stuit de opdracht om het toen aanwezige orgel te vervangen door een nieuw orgel, dat tot
1880 in gebruik is gebleven.
Zoals reeds is vermeld, lagen er in de kerk diverse grafstenen. In de loop der jaren zijn ze vrijwel allemaal verdwenen. Slechts
een drietal is thans nog in het koor aanwezig. Enkele restanten werden bij de ingang van het koor op de vloer ingepast.
Begraven in de kerk, was een normale zaak. Hoe meer geld men had, hoe dichter men bij het koor of bij de preekstoel begra-
ven kon worden. Een ordonnantie op het begraven van 9 maart 1594 bepaalde: "Wie in de Vrouwenkercke wil begraven op te
koor of aan de oostzijde van den preekstoel betale tot reparatie en onderhoud 3 gulden voor een oude doode en 2 gulden
voor een jonge doode (onder de 14 jaar)” Aan de westkant van de preekstoel was het goedkoper: 2 gulden voor een oude en
1 gulden voor een jonge dode. In de Franse tijd zijn de wapens van de grafstenen verwijderd.
De drie overgebleven stenen dragen de volgende opschriften: "Ano 1588 de 19 August sterf de derbare Frans Tiszo” Op de
steen staat verder nog een wapenschild. Een andere steen geeft een stukje historie: "Jonker Willem van Dorp, in sijn leven
collonnel mitsgaers Baillu ende dyckgraef van Delftland, wert geschoten den 3 July 1592 int aanvoeren van een storm op deze
stat Steenwyck.” Willem van Dorp stierf bij een van de laatste aanvallen van het leger van Prins Maurits, waardoor de stad van
de Spaanse bezetting werd bevrijd. De derde grafzerk vermeldt: "De Erb end Frow Marg. ter Barchhorst. D Ern Hopm. Crin. D.
Blau huisf. is in den Heren ontslap. D. XX Octob, An 1597.”
In 1812 werd het begraven in de kerken verboden en moest er begraven worden op het kerkhof bij de Grote Kerk en later op
het kerkhof aan de Meppelerweg. In de vorige eeuw werd nog een tochtportaal in neo Gotische stijl aangebracht, dat met
fraai beeldhouwwerk is versierd.
Een katholieke Kerk.
De kerk was in het verleden: de katholieke kerk. Het koor nam een belangrijke plaats in, want hier stond het hoofdaltaar.
Hier kregen de geestelijken gelegenheid om hun godsdienstige plichten te vervullen. De burgerij zat in de kerk.
Dikwijls waren aan de kerk verschillende geestelijken verbonden, die ieder soms ook nog een eigen altaar hadden. Het was in
die tijd de gewoonte dat een aantal burgers een broederschap of gilde vormden, ter vermeerdering van Gods eer en die van
de Heiligen. Ook de ambachtslieden kenden dergelijke gilden (smedengilde. brouwersgilde). Aan de Vrouwenkerk was reeds
in 1475 de O~L. Vrouwenbroederschap, ook wel O.L. Vrouwememorie genoemd, verbonden. Dit was een geestelijke broeder-
schap met een eigen altaar en met een door de broederschap bekostigde priester. De broederschap zorgde voor de zielsmis-
sen van de overledenen en deed uitkeringen in voedsel en kleding en soms ook wel in geld. Elke vrijdag werd er voedsel
uitgedeeld: een hoeveelheid rogge en een achtste boter. Men hield eenmaal per jaar een vergadering, een gezellige maaltijd
zou men kunnen zeggen. In 1490 werd een eigen priester aangesteld. Voor die tijd deden de door het Stadsbestuur aange-
stelde geestelijken in opdracht van de broederschap het werk in de kerk. De inkomsten van de broederschap bestonden uit
bijdragen van de broeders, legaten en andere schenkingen. Soms in geld of goederen, ook wel in stukken land.
Deze werden dikwijls verpacht en de opbrengst werd voor het gilde gebruikt. In Steenwijk waren in totaal zes van dergelijke
broederschappen. De eigen geestelijke kreeg bij zijn aanstelling een woning in de Doelenstraat met een hof, een tuin buiten
de Oosterpoort. De priester moest op verschillende dagen in de week de mis opdragen. Op vrijdag las hij de namen van de
"broeder en susteren" die gestorven waren en herdacht hij ze in gebed. Na de Hervorming konden deze zuiver Katholieke
zaken als missen en de Mariaverering niet blijven bestaan. De uitkeringen aan armen en zieken bleef echter.
Toen ook de jaarlijkse eet- en drinkpartij werd afgeschaft, had het weinig zin meer om de gilden in stand te houden.
De gilden stierven uit.
Maar de bezittingen bleven.
Ieder jaar werd door het Stadsbestuur een Memoriemeester aangesteld die het beheer over de goederen moest voeren. In
1719 werden de bezittingen van de broederschap samengevoegd met die van de Swindermanstichting.
Ook deze stichting zorgde namelijk voor armen en zieken en ouden van dagen. Na de Hervorming werden de bezittingen ei-
gendom van het Stadsbestuur en een deel ging later naar de Protestantse gemeenschap. Een bijzonderheid is wel dat de
uitkeringen tot op heden zijn blijven bestaan. Jaarlijks wordt nog een bedrag van f76,80 aan een zestal stadgenoten
uitgekeerd, terwijl op dit moment één proeve" vakant is.
De hervorming.
In 1578 had ook in Steenwijk de hervorming haar intrede gedaan. Kwam men aanvankelijk bijeen in particuliere huizen, in
1580 mocht men de Gasthuiskerk gebruiken voor de protestantse erediensten. In 1579 werden de inkomsten van de pastorie
van de Kleine Kerk door het Stadsbestuur aan de Hervormden toegewezen. Dominee Laan werd de eerste Steenwijker
predikant.
Toen de stad in 1582 echter in Spaanse handen viel, kwamen alle kerken weer in handen van de Katholieken en was er voor
het protestantse geloof geen plaats meer. In 1592 veranderde de situatie geheel. Steenwijk werd door de troepen van Prins
Maurits heroverd en de Katholieken verdwenen vrijwel geheel uit Steenwijk. Dominee Laan was inmiddels uit Steenwijk ver-
trokken en dominee Bogerman werd zijn opvolger.
De Gasthuiskerk was door het beleg volkomen vernield en ook de Grote Kerk had ernstige schade opgelopen.
De Kleine Kerk was derhalve de enige ruimte waar de gereformeerden hun godsdienstoefeningen konden houden.
Alles wat aan de Katholieke erediènst herinnerde werd verwijderd en de Hervormden kregen tevens de beschikking over een
deel van de inkomsten van de Kapittelgoederen van de Grote Kerk. Wel bleef de invloed van het Stadsbestuur groot.
In 1810 werd het toezicht van het Stadsbestuur over gedragen aan de kerkeraad van de Hervormde Gemeente.
Restauratie
Net als alle gebouwen, heeft ook een kerk veel onderhoud nodig. Nu is dit in de meeste gevallen nogal kostbaar, vandaar dat
dan ook de meest noodzakelijke voorzieningen worden getroffen. Op den duur gaat daardoor het bouwwerk steeds meer
achteruit. Ook de Kleine Kerk werd in de loop der jaren gerepareerd en gerestaureerd. Vooral tijdens de verschillende
belegeringen die Steenwijk moest door staan, werd de kerk nogal eens beschadigd.
Soms diende ze als kazerne, wanneer soldaten er hun verblijfplaats van maakten en tijdens de overstromingsramp in 1825,
waarbij vrijwel geheel Noord-west Overijssel onder water stond, werden zelfs 180 koeien en ander vee in de kerk onderge-
bracht. In de loop der jaren was de toestand van de kerk dermate verslechterd, dat een grondige restauratie dringend nodig
was.
Reeds voor 1940 had men het besluit genomen om tot restauratie over te gaan en er was zelfs al een fonds gevormd.
Helaas zorgde de Tweede Wereldoorlog voor een langdurig uitstel en het duurde tot 1951 voor men kon beginnen.
Voor een totaalbedrag van ruim 350.000 gulden werd gedurende acht jaar aan de kerk gewerkt.
De voorgevel werd van de pleisterlaag ontdaan. Deze was reeds veel eerder aangebracht om de slechte toestand van het ge-
bouw te camoufleren. Grote delen van de muur moesten opnieuw worden ingemetseld, terwijl ook de overige muren en
steunberen flink werden bijgewerkt.
In één van de steunberen werd een pot met gegevens en foto's over Steenwijk ingemetseld. Ook de binnenzijde van de kerk
werd totaal opgeknapt. Het stucwerk, dat het koor afsloot, werd verwijderd en de ruimte die tot dan toe als opslagplaats was
gebruikt, werd aan de kerk toegevoegd. Dit bracht met zich mee, dat ook de preekstoel verplaatst moest worden, want deze
stond tot 1951 midden tegen deze scheidingsmuur. Het orgel kreeg een grondige opknapbeurt en werd van een elektrische
windinstallatie voorzien. De vloeren werden opnieuw ingelegd, de muren bijgewerkt en een geheel nieuw interieur werd aan-
gebracht. Kortom het gehele gebouw kreeg een andere aanblik.
Door de afbraak van een aantal woningen rondom de kerk, kreeg ze ook een geheel ander aanzien.
Bij de officiële opening boden de kerkvoogden een nieuwe kanselbijbel aan en op donderdag 26 november 1959 werd de
kerk in een plechtige bijeenkomst weer voor de Gemeente opengesteld. De zondag daaropvolgend vond de eerste kerkdienst
plaats. De kerk, nam toen een belangrijke plaats in het Hervormde leven van vele Steenwijkers in.
Vrijwel alle rouw en trouwdiensten vonden hier plaats en elke zondagavond vond er nog een gewone avonddienst plaats.
De Nederlandse Hervormde Kerk besloot begin jaren negentig van de vorige eeuw het kerkgebouw af te stoten.
In 1993 verkochten zij de Kleine Kerk aan de vrijgemaakt-gereformeerden, die er op 30 mei 1993 hun eerste dienst hielden.
Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt
Adres: Vrouwenstraat 5 8331HX Steenwijk
Tel: 0521 511455
Website: Gereformeerde Kerk vrijgemaakt