Poppenrijk (Wildebras) Van tabak naar poppen
Voor de Tweede Wereldoorlog was er alleen sprake van een bloeiende handel in tabaksartikelen. In de oorlog maakten de eigenaars, de gebroeders Henk en
Arend Nolles, duizenden filters voor sigaretten in hun fabriek. In die oorlogsjaren was er een tekort aan allerlei materiaal om de zaak draaiende te houden.
Het hoofdzakelijk vrouwelijk personeel, zestien in totaal, had nauwelijks genoeg om handen. Er werd van alles bedacht om de mensen aan het werk te
houden.
Bij toeval kregen de gebroeders Nolles een lappenpopje in handen. Zo ontstond het idee om dergelijke popjes te gaan maken. Van Singer uit Leeuwarden
werden zestien naaimachines geleend en de stof werd opgekocht van noodlijdende textielfabrieken uit Drenthe. Deze stukjes stof werden omgetoverd tot
keurige lappenpopjes, gevuld met houtwol. De ogen, neus en mond werden er op geborduurd. De lappenpop bleek een groot succes.
Maar helaas, in de laatste oorlogsjaren ontstond er een gebrek aan diverse materialen, en de meisjes van de fabriek werden alsnog naar huis gestuurd.
Henk en Arend Nolles moesten onderduiken.