Geschiedenis in kort
Over het vroegste verleden van Steenwijk is
weinig bekend.
In de stad zelf zijn uit de eerste eeuwen van
haar bestaan geen geschreven bronnen
bewaard. Zij zijn waarschijnlijk verloren
gegaan bij een stadsbrand, die in 1523 door
plunderende Gelderse troepen onder
leiding van Maarten van Rossum werd veroorzaakt
Centrum functie
Steenwijk is vanouds het centrum van de wijde regio, een
gebied dat nu verdeeld is over de provincies Overijssel,
Friesland en Drenthe. Het Friese deel van dat gebied werd in
1309 voor het eerst genoemd als Stellingwerf. De kerk van
Steenwijk is de moederkerk van dat grote gebied.
Dochterkerken zijn onder meer Oldeholtpade en Meppel.
De oudste vermelding van Steenwijk komt voor in een akte
van 13 maart 1141, waarbij de Utrechtse bisschop Hartbert
de kerk van Steenwijk aan de Benedictijner abdij te Ruinen
schonk. Vermoedelijk op 29 februari 1296 werd de
parochiekerk van Steenwijk verheven tot de kapittelkerk van
St. Clemens en werd het dorp Steenwijk verheven tot de
stad Steenwijk. Voor de middeleeuwse geschiedenis van
Steenwijk is een cartularium van het kapittel van St.
Clemens, aangelegd rond 1500, van belang
Spanjaarden nemen Steenwijk in bezit
Al in november 1582 wisten
de Spanjaarden onder leiding
van Juan Baptista de Taxis
Steenwijk opnieuw in bezit te
nemen, waardoor de
overgebleven protestanten
halsoverkop de stad
ontvluchtten. Steenwijk werd
een Spaans bolwerk, met nog slechts 50 van de
oorspronkelijke bewoners, en vormde een constante
bedreiging voor de Opstandelingen. Alleen Zeeland,
Holland, Utrecht en Friesland waren niet in Spaanse
handen. De dreiging van een herovering door stadhouder
Maurits van Oranje in 1591 zorgde voor een hernieuwde
opbouw van de verdedigingswerken van de stad. In korte
tijd wisten de Spanjaarden belangrijke verbeteringen aan te
brengen en werd de legermacht uitgebreid tot ruim 1.000
man (vnl. Walen en Bourgondiërs) onder leiding van
Anthonie de Coquel
Prins Maurits en Willem Lodewijk voor de
stad
Toch was het allemaal niet
voldoende. Op 28 mei 1592
verschenen prins Maurits en Willem
Lodewijk voor de stad met een leger
van 8.000 man en sloot alle
toegangswegen hermetisch af,
waarna Steenwijk opnieuw een
beleg moest ondergaan. Op 5 juli
1592 na een heftige strijd die 44 dagen duurde gaven de
Spanjaarden zich over. Ook nu had Johan van den Kornput
belangrijk bijgedragen aan de verovering van Steenwijk door
het Staatse leger van Maurits en zijn neef Willem Lodewijk.
Al deze oorlogen en bezettingen hadden echter wel hun tol
gevergd; Steenwijk was praktisch volledig in puin geschoten
en de verdedigingswerken waren aan een forse
opknapbeurt toe. Het duurde echter tot 1597, na een
mislukte aanval van de Spaansgezinde graaf Frederik van
den Bergh, voordat de Raad van State de middelen
beschikbaar stelde voor wederopbouw van de
verdedigingswerken
Tachtigjarige Oorlog
De Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648)
maakte dat Steenwijk veelvuldig in
beeld kwam in de vaderlandse
geschiedenis. In 1568 wist het
stadsbestuur de inkwartiering van
Spaanse troepen door Alva nog af te
kopen met 112 goudgulden, maar in
1572 namen de spanningen weer toe. Ditmaal was het
Willem IV van den Bergh die Steenwijk voor Willem van
Oranje veroverde. Deze staatse bezetting duurde echter
slechts een paar maanden. De herovering van Zutphen
door het Spaanse leger deed zulke gruwelijke berichten
vooruitsnellen dat het Staatse leger al snel de stad verliet
en Steenwijk weer koningsgezind werd
Contingent militairen uit Wallonië
Tot maart 1577 zorgde een contingent militairen uit
Wallonië voor handhaving van het Spaanse gezag. De
Staten van Overijssel wisten echter door betaling van
achterstallige soldij deze bezettingsmacht weg te krijgen
en kozen in maart 1580 de zijde van de Opstandelingen als
reactie op het overlopen van de graaf van Rennenberg
Overijsselse Staten
De Overijsselse Staten hadden gezorgd voor de
aanwezigheid van een compagnie soldaten onder leiding
van kapitein Olthof. In oktober kwam nog een 2e
compagnie onder leiding van Johan van den Kornput in
Steenwijk aan. Daags daarna begon de Spaansgezinde
George de Lalaing, graaf van Rennenberg, met een leger
van ruim 7.000 man zijn Beleg van Steenwijk (1580-1581).
De beschietingen van november in dat jaar vernietigde een
70-tal woningen en vormden een ware beproeving voor de
inwoners van de stad en de kleine verdedigingsmacht van
slechts 600 soldaten. Het duurde tot december voordat er
hulp kwam van het Staatse leger onder leiding van de
Engelse overste John Norritz. Op 23 februari 1581 gaf graaf
Rennenberg, inmiddels zelf zwaar ziek geworden, zijn
beleg op en werd Steenwijk ontzet. Dat Steenwijk stand
hield gedurende het vier maanden durende beleg was te
danken aan het krachtdadige optreden van hopman Johan
van den Kornput. De graaf van Rennenberg stierf enkele
maanden later en werd begraven in de Martinikerk te
Groningen. De uitgeputte Steenwijkers hadden overigens
weinig weerstand meer en kregen in 1581 ook nog eens
met een pestepidemie te maken. Van de 2.500 inwoners
stierven er in korte tijd 2.300
Geografie
Steenwijk ligt in de kop van
Overijssel op de grens van
enkele stuwwallen (de
Woldberg en de Havelterberg)
en het laagveengebied van
Giethoorn, De Wieden en De
Weerribben. Door Steenwijk
stroomt van oorsprong een
kleine rivier, de Steenwijker Aa, welke ontstaan is door
smeltwater. Later is deze Steenwijker Aa gekanaliseerd en
heet dan vanaf Steenwijk het Steenwijker Diep en deze
maakte de stad bereikbaar voor scheepvaart. Aan het
Steenwijker Diep ligt een kleine jachthaven. Het stadsbeeld
wordt bepaald door de Sint Clemenstoren, met zijn hoogte
van 87 meter de veertiende hoogste kerktoren van
Nederland