Hildebrand Lucien Krop
1884-1970
Hildebrand Lucien Krop, geboren op 26 februari 1884, is de tweede zoon in een gezin met vier dochters, twee zonen en een
vroeg wees geworden nichtje. Zijn ouders, Hendrik Krop en Johanna Louisa Cordes, drijven in Steenwijk een bakkerij.
Vader Hendrik, die Hein wordt genoemd, is van 1899 tot 1923 wethouder. Hij heeft de protestantse kerk verlaten en is toege-
treden tot de kring van vrijdenkers en is lid van de Geheelonthoudersbond.
In politiek opzicht is hij de vrijzinnig-democratische richting toegedaan, zonder lid te zijn van een partij. Hij neemt met belang-
stelling het opkomende socialisme waar en neemt zijn zoons mee naar bijeenkomsten waar onder meer Ferdinand Domela
Nieuwenhuis en Pieter Jelle Troelstra spreken.
Hildo’s moeder is artistiek aangelegd en staat open voor nieuwe ontwikkelingen. Als haar kinderen opgroeien is zij meestal
thuis te vinden en kan ze haar artistieke gave alleen kwijt in het zelf maken van hun kleding volgens de laatste mode.
Het ligt in de bedoeling dat Hildo de bakkerij overneemt, omdat zijn oudere broer zal gaan studeren.
Op veertienjarige leeftijd komt hij bij zijn vader in de bakkerij om het vak te leren
Wunderschaft
Krop tekent gedurende de jaren van zijn ‘Wanderschaft’ veel.
Hij is daarmee begonnen in het Steenwijkse atelier van zijn
grootvader Hendrik Cordes, horlogemaker en later fotograaf en
tekenleraar. Nadat Nesbit zijn tekenwerk onder ogen heeft
gekregen nodigt ze hem uit om de bijeenkomsten bij te wonen.
Het stimuleert hem om een zomercursus schilderen te volgen bij
Heaterly’s of Fine Art in Lon-den. Terug in Nederland vertelt hij
zijn ouders, dat hij geen bakker wenst te worden en derhalve de
bakkerij niet zal overnemen. Ondanks hun teleurstelling stem-
men ze eind 1907 in met zijn vertrek naar Parijs, om tekenen
schilderlessen te gaan volgen aan de vrije Académie Julian.
Het is hier dat hij begint met het boetseren van volkstypen en
omdat hij hiervoor meer waardering krijgt dan voor zijn schilder-
werk verschuift zijn belangstelling naar het beeldhouwen.
In het cursusjaar 1908-1909 krijgt hij les van de beeldhouwer en
hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten Bart
van Hove en raakt hij onder invloed van het in die tijd domineren-
de symbolisme, dat zich kenmerkt door een hang naar het verle-
den en gericht is op het onderbewuste, het ongewone en het
onverklaarbare.
Leert beeldhouwer /schil-
der John Rädecker kennen
In 1909 leert hij de beeldhouwer/schil-
der John Rädecker kennen, nu vooral
bekend van het Nationaal Monument
op de Dam, die hem het hakken in
steen eigen maakt. Krop is een forse
man wiens lichaamskracht goed van
pas komt bij het houwen in het weer-
barstige materiaal.
Hij behaalt in 1910 de akte Middelbaar
Onderwijs Tekenen, waarna hij enige
tijd les geeft aan de Hogere Burger-
school te Haarlem, maar voor lesgeven
schiet zijn geduld te kort.
In 1911 schrijft hij zich in voor de Prix
Hildo op reis
Na zijn leertijd gaat hij op reis om zijn vakbekwaamheid
bij andere meesterbakkers te verbeteren. Opmerkelijk,
want in de gildetijd is zo’n ‘Wanderschaft’ niet ongebrui-
kelijk, maar begin twintigste eeuw toch niet echt meer
in de mode. In Leiden is hij in dienst bij bakker Willemse
aan de Lange Mare. Om marsepeinfiguren te maken
volgt hij boetseerlessen op de Ambachtsschool.
Daarna werkt hij in Hotel Garni te Scheveningen, in Am-
sterdam bij een Joodse bakker in de Utrechtsestraat en
in Groningen bij een banketbakkerij aan de Groote
Markt. In 1904, inmiddels opgeklommen tot bakkersge-
zel, werkt hij bij een chique patisserie in Brussel.
Gedurende enige jaren heeft hij een zwervend bestaan
als kok in Parijs, in Zandvoort, op een passagiersschip
van de Holland-Amerika-Lijn en aangelokt door affiches
van de Wereldtentoonstelling te Milaan, in diverse
plaatsen in Italië. Tenslotte komt hij in Engeland als kok
in dienst op Well Hall House in Eltham bij de journalist
en auteur Hubert Bland en de kinderboekenschrijfster
Edith Nesbit. Beide zijn medestichter van de Fabian
Society, een libertair socialistisch gezelschap, waardoor
Well Hall House in de periode 1899-1920 als salon fun-
geert voor de Engelse links-politieke, artistieke en
literaire wereld
de Rome, een staatsprijs voor jong talent. In Krop wordt eervol tweede, maar helaas voor hem is daar, in te-
genstelling tot de hoofdprijs, geen jaargeld aan verbonden. De bakkerij in Steenwijk is inmiddels door zijn
ouders verkocht en er is voor Krop geen weg meer terug. Met het diploma van de Rijksacademie op zak gaat
Krop naar Berlijn, waar hij in de winter van 1911-1912 les krijgt van de beeldhouwer Georg Kolbe aan de
Kunstgewerbeschule, waar hij zich bekwaamt in het snijden in leisteen, wat hem later van pas komt bij het
maken van penningen. De sfeer in Berlijn bevalt hem niet. Hij verlaat de stad en gaat via Rome wederom naar
Parijs, waar hij zijn intrek neemt bij de Nederlandse schilder/tekenaar Jacob Bendien, die ook intensieve
contacten onderhoud met John Rädecker. Krop raakt bevriend met de later beroemd geworden Wit-Russische
beeldend kunstenaar Ossip Zadkine, die in Nederland vooral bekend is van het ruim vier meter hoge beeld
‘De verwoeste stad’ aan de Leuvehaven in Rotterdam. Beide zijn lid van de zo gehete ‘En taille directe’, een
groep beeldhouwers die direct in steen hakken zonder model
Krop vestigt zich voorgoed in
Amsterdam
In 1912 vestigt Krop zich voorgoed in Amster-
dam en ontwerpt en maakt meubels.
Vanwege het uitblijven van opdrachten werkt
hij enige tijd bij de meubelfabriek van W.
Gieben waar hij leert houtsnijden.
De opdracht van de architect Piet Kramer
voor het ontwerpen van een gevelsteen voor
het gebouw van de Bond van Minder Marine
Personeel is een keerpunt in zijn leven.
Hij ontwerpt en maakt een gevelsteen met
een anker (de titel van het bondsblad) dat
niet losslaat ondanks de woeste golven.
De gevelsteen is helaas verloren gegaan bij
een bombardement in juni 1940. Eenheid
van architectuur en beeldende kunst is in die
Krop ontmoet Mien Sleef
Krop ontmoet Mien Sleef op een liederenavond
van een amateurzanggezelschap.
Zij is de dochter van de vooraanstaande SDAP’er
en typograaf J.W. Sleef, die als meesterknecht in
dienst is bij de drukkerij van Het Volk. Sleef,
afkomstig uit Franeker, staat bekend als een
fatsoenlijk man, die zelden of nooit vloekt.
Hij heeft een christelijke achtergrond, wat hem
niet belet op de voorgrond te treden onder de
parlementaire sociaaldemocraten.
Hij is aanwezig op de oprichtingsvergadering
van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
(SDAP) in 1894 te Zwolle en als hij daarvan
verslag doet aan de Amsterdamse Sociaal-
democratische Vereniging (SDV), wordt onder
jaren een voornaam streven in het socialistische symbolisme. Het individu moet dienstbaar zijn aan de gemeen-
schap terwijl het vrijheidsstreven van de arbeiders uitgedrukt moet worden in algemeen herkenbare symbolen.
Ook zijn tweede opdracht dankt Krop aan Kramer. Als assistent van architect H.A. van den Eynde, die met het beeld-
houwwerk aan het Scheepvaarthuis is belast, mag hij een aantal portretten van grote zeevaarders uitbeitelen en
verzorgt hij de emblemen van de scheepvaartmaatschappijen in ‘bakwerk’, een methode waarin aarde of een klei-
mengsel in een vorm wordt gemodelleerd en daarna gebakken.
luid gejuich besloten zich aan te sluiten bij de nieuw opgerichte partij. Het kan niet anders dan dat de omgang met
zijn schoonfamilie invloed heeft gehad op de politieke vorming van Krop, die zich in 1908 aansloot bij de SDAP.
Mien Sleef is met haar felle natuur een tegenpool van de doorgaans goedaardige Krop.
Ze treden op 24 december 1914 in het huwelijk. Vanaf 1920 woont het gezin naast het atelier aan de Plantage Mui-
dergracht. Hun kinderen Heleen en Johan groeien voorspoedig op, maar Hein hun derde kind overlijdt op zeer jonge
leeftijd.
De woning ligt in de buurt van Artis, waar Krop graag komt om dieren te tekenen, die een inspiratiebron zijn voor zijn
latere ornamenten en sculpturen aan bruggen en gebouwen. Nu hij de zorg voor een gezin heeft gaat hij op zoek
naar een vaste bron van inkomen.
Op advies van Kramer vraagt Krop de directeur van Publieke Werken A.W. Bos om een gesprek. Bos, voorstander van
de nieuwe bouwstijl die met de bouw van het Scheepvaarthuis aanvangt, wordt door het gemeentebestuur in 1916
gemachtigd Krop voor een bescheiden salaris parttime in dienst te nemen. Voor de rest van zijn leven zal hij de
stadsbeeldhouwer van Amsterdam zijn, al kreeg hij deze (ere)titel pas officieel in 1956. Zijn eerste opdracht als stads-
beeldhouwer is het maken van een sluitsteen boven de ingang van een school in de Transvaalbuurt.
De eerste grote opdracht van de gemeente zijn de ornamenten aan het hoofdgebouw van de gemeentelijke telefoon-
dienst aan de Herengracht.
Door de overeenkomst tussen Krop en de gemeente Amsterdam is een zeer groot aantal werken tot stand gekomen,
veel meer dan je uit een parttime dienstverband zou mogen verwachten. Veel van de enorme werkkracht van Krop is
terug te vinden aan scholen, bruggen en openbare gebouwen in de stadsuitbreidingswijken die tussen de beide we-
reldoorlogen tot stand zijn gekomen. De eerste echt grote opdracht van de gemeente is het ontwerpen van versier-
ingen voor het gebouw van de gemeentelijke telefoondienst aan de Herengracht. Boeren, mijnwerkers en bouwvak-
kers staan model voor de moderne economie. Springende hertjes staan symbool voor de snelheid en figuren van
een Afrikaan, een Aziaat, een Indiaan en een Eskimo voor het bereik van het wereldomspannende nieuwe medium.
Krop is een veelzijdig kunstenaar die zich niet beperkt tot beeldhouwen.
Hij ontwerpt en maakt boekbanden, tekent, lithografeert, schildert en maakt tientallen vaak politiek getinte houtsne-
den. Daarnaast ontwerpt hij meubels, vloerkleden voor de tapijtfabriek van zijn zwager in Rhenen en zelfs complete
interieurs.
Hij maakt toneelmaskers, onder meer voor Albert van Dalsum, en keramiek en kleine plastieken waarmee hij zijn fan-
tasie de vrije loop kan laten. Hij maakt zich nieuwe technieken eigen. Voor een olifant die hij in 1925 voor zijn zoon
Johan maakt leert hij bij de keramist Bert Nienhuis glazuren.
Hilde brand Lucien Krop was veel zijdig mens
Hildo Kropstraat
Krop, Hildebrand Lucien (zoon van voorgaande; roepnaam: Hildo; Steenwijk 26 februari 1884 –
Amsterdam 20 augustus 1970), beeldhouwer. Woonde en werkte vanaf 1912 in Amsterdam,
sinds 1956 als Stadsbeeldhouwer van Amsterdam. Behalve figuren, reliëfs en versie-ringen aan
gevels, monumenten en bruggen in de hoofdstad, maakte hij onder meer de plaquette “
Een volk dat leeft bouwt aan zijn toekomst” in het monument op de Afsluitdijk en het uit 1965
daterende Berlagemonument aan de Vrijheidslaan te Amsterdam. Belangrijk voor Steenwijk was
zijn medewerking als ontwerper van fraaie producten van de Eerste Steenwijker Kunstaar-
dewerkfabriek ESKAF. In Steenwijk herinnert aan hem het in 1923 opgerichte grafmonument
voor zijn ouders op de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerweg, het op 4 mei 1948
onthulde bevrijdingsmonument, n de Oosterstraat 80, een plaquette in de voorgevel van zijn
geboortehuis.